De Hoge Raad oordeelt dat het lage forfait discriminerend is. Voor het geding bij de rechtbank krijgt X bv een proceskostenvergoeding van € 209,34. Voor het geding in cassatie krijgt zij een vergoeding van € 3348.

X bv tekent in een BPM-zaak vergeefs verzet aan tegen de uitspraak waarin haar beroep wegens het niet betalen van griffierecht niet-ontvankelijk is verklaard. X bv krijgt van Rechtbank Gelderland wel een immateriële schadevergoeding wegens het overschrijden van de redelijke termijn. X bv krijgt daarom een proceskostenvergoeding van € 135,25, rekening houdend met de samenhang met andere zaken en op basis van het per 1 juli 2021 geldende lage forfait van € 541. X bv gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt onder verwijzing naar HR 27 mei 2022, 21/02977, V-N 2022/24.13 dat het lage forfait discriminerend is. Het beroep van X bv is voor het overige ongegrond (art. 81, lid 1 Wet RO). Voor het geding bij de rechtbank krijgt X bv een proceskostenvergoeding van € 209,34. Hierbij wordt uitgegaan van het hoge forfait van € 837 per heden, de door de rechtbank vastgestelde aantal punten per proceshandeling, de wegingsfactor 0,5, de factor 1,5 wegens meer dan vier samenhangende zaken, en de door de rechtbank gemaakte verdeling over X bv en twee andere belanghebbenden voor wie haar gemachtigde in totaal zes beroepen heeft ingesteld en daarbij namens alle drie inhoudelijk gelijke proceshandelingen heeft verricht. Voor het geding in cassatie krijgt X bv een proceskostenvergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand van € 3348. Daarnaast krijgt zij een griffierechtvergoeding van   548

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 18 september

Informatiesoort: VN Vandaag

259

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen