Een gemachtigde maakt namens belanghebbende, X, bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De naheffingsaanslag is opgelegd aan Y, de houder van de auto waarvoor de parkeerbelasting niet is betaald. De heffingsambtenaar van Regionale Belasting Groep verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van een juiste machtiging.
Hof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar het namens X ingediende bezwaar terecht wegens het ontbreken van een juiste machtiging niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de naheffingsaanslag is opgelegd aan Y, dat tegen die aanslag door de gemachtigde namens X bezwaar is gemaakt en dat de heffingsambtenaar tevergeefs heeft gevraagd om een machtiging waaruit blijkt dat de gemachtigde bevoegd is om namens Y op te treden. X heeft eerst in beroep aangevoerd dat hij het is geweest die de auto heeft geparkeerd ten tijde van de naheffingsaanslag. Hiervoor heeft hij echter geen bewijs geleverd. Dat X en Y kennelijk op hetzelfde adres wonen, is niet voldoende. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:6
Algemene wet bestuursrecht 6:5
Algemene wet bestuursrecht 2:1