Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. X weigert zijn bezwaar te motiveren zolang hij nog geen beschikking heeft over de zaakstukken. In geschil is of de heffingsambtenaar het bezwaar terecht wegens ontbreken van de gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Hof Amsterdam oordeelt dat in de bezwaarfase voor de gedingstukken alleen een (passief) inzagerecht geldt. Dit in tegenstelling tot de beroepsfase waarin het bestuursorgaan op grond van art. 8:42 Awb verplicht is diezelfde stukken (aan de rechter) toe te zenden. In navolging van de rechtbank oordeelt het hof dat de heffingsambtenaar niet verplicht was om de zaakstukken naar X toe te zenden. De heffingsambtenaar heeft de stukken voorafgaand aan de hoorzitting ter inzage gelegd en dat is voldoende. X heeft de stukken niet ingezien en was vervolgens niet bereikbaar voor een telefonische hoorzitting. Hij heeft ook geen gebruik gemaakt van de gelegenheid die de heffingsambtenaar hem heeft geboden om de gronden van het bezwaar in te dienen. De heffingsambtenaar mocht het bezwaar vervolgens niet-ontvankelijk verklaren. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:4
Algemene wet bestuursrecht 7:2