Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat vanwege haar in Nederland gelegen onroerend goed, X als buitenlands belastingplichtige wordt aangemerkt en terecht in de heffing van de inkomstenbelasting is betrokken.

X heeft de Nederlandse nationaliteit en staat in 2018 in de BRP ingeschreven op een Amsterdams adres. Feitelijk woont X in dat jaar in de Verenigde Staten. Omdat X niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn aangifte IB/PVV 2018 doet, legt de inspecteur een ambtshalve aanslag en een verzuimboete op. Hij schat daarbij het inkomen in box 1 en box 3. In reactie op het bezwaar stelt de inspecteur het belastbaar inkomen uit werk en woning vast op nihil en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen op € 856 vanwege het in Nederland gelegen onroerend goed.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat, voor zover X nog een belang bij de aanslag IB/PVV 2018 heeft, de inspecteur terecht het Nederlands onroerend goed van X in de heffing betrekt. Ook oordeelt de rechtbank dat de verzuimboete wegens het niet tijdig doen van aangifte terecht en niet tot een te hoog bedrag is opgelegd. Het beroep van X is ongegrond.

Lees ook het thema Buitenlandse belastingplicht in de inkomstenbelasting.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 7.8

Wet inkomstenbelasting 2001 2.7

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht

Editie: 27 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

750

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen