Rechtbank Breda oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk maakt dat voor de proceskostenvergoeding een lagere wegingsfactor dan 1 moet worden toegepast.

Belanghebbende, X, gaat in bezwaar tegen de WOZ-waarde 2010 van zijn woning. De heffingsambtenaar van de gemeente Moerdijk besluit de waarde te verlagen van € 491.000 naar € 412.000. In beroep geeft de heffingsambtenaar aan dat de waarde verder verlaagd moet worden naar € 361.000. Alleen nog in geschil is de hoogte van de proceskostenvergoeding.

Rechtbank Breda oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk maakt dat voor de proceskostenvergoeding een lagere wegingsfactor dan 1 moet worden toegepast. Een lage wegingsfactor van 0,25 zoals de heffingsambtenaar bepleit, is in beginsel voorbehouden voor zaken, waarbij geen beoordeling van het materiële geschil plaatsvindt, zo overweegt de rechtbank. In dit geval bestrijdt X de WOZ-waarde en is dus het materiële geschil wel beoordeeld. De vergoeding van de kosten van door een derde verleende rechtsbijstand bedraagt derhalve € 218 voor de bezwaarfase en € 437 voor de beroepsfase. Wat betreft de kosten van het taxatierapport acht de rechtbank een tijdsbesteding van 6 uur reëel. Wel matigt de rechtbank het uurtarief in navolging van de heffingsambtenaar naar € 50 per uur vermeerderd met 19% btw. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Breda

2

Gerelateerde artikelen