X maakt gebruik van de inkeerregeling zodat alsnog ib/pvv wordt geheven over niet aangegeven buitenlands vermogen. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X gehouden is aan de VSO termijnoverschrijding en dat de inspecteur de forse bedragen aan heffingsrente niet te hoog heeft vastgesteld.

Belanghebbende, X, is de weduwe van de in 1982 overleden heer Y. Na zijn overlijden bericht X in 2012 aan de Belastingdienst dat zij gebruik wil maken van de inkeerregeling omdat het buitenlandse vermogen van Y van ruim € 54 miljoen nooit in de aangiften IB is aangegeven. Met een vaststellingsovereenkomst (VSO) Termijnoverschrijding einde 2012 beogen partijen het ambtshalve opleggen van aanslagen te voorkomen door de termijnen voor het opleggen van (navorderings)aanslagen ib/pvv te verlengen. Er ontstaan echter meningsgeschillen over de verschuldigde ib/pvv vanwege problemen met de inspecteur erfbelasting waardoor X vindt dat er geen VO is gesloten. De inspecteur legt daarna navorderingsaanslagen ib/pvv over de jaren 2000 t/m 2011 op plus heffingsrente. Partijen hebben tal van geschilpunten die zij voorleggen aan de rechter.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X gebonden is aan de gesloten VSO Termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelt verder dat de inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslagen voldoende voortvarend heeft gehandeld. De rechtbank oordeelt voorts dat bij de vaststelling van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen de inspecteur geen rekening hoeft te houden met de aan X opgelegde aanslagen successie- en schenkingsrecht alsmede verschuldigde inkomstenbelastingschulden. Tot slot oordeelt de rechtbank aangaande de hoogte van de heffingsrente v.w.b. de aanslagregeling 2009 dat een ´verstrekking van nadere gegevens´ er niet toe leidt dat de inspecteur gehouden is binnen drie maanden daarna een navorderingsaanslag op te leggen. En v.w.b. de aanslagregeling 2010 oordeelt de rechtbank dat de verstrekking van gegevens kan worden aangemerkt als een aanvulling op de aangifte met de bedoeling de in rekening te brengen heffingsrente te matigen, doch dat een dergelijke aanvulling niet gelijk te stellen is aan een verzoek om een nadere aanslag op te leggen. Niet is gebleken dat de inspecteur de heffingsrente te hoog heeft vastgesteld. De rechtbank verklaart alle beroepen ongegrond.

 

Lees ook het thema De inkeerregeling.

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67n

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 27 oktober

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen