X heeft de Nederlandse nationaliteit en is woonachtig in Duitsland. Uit Nederland ontvangt hij een inkomen van € 17.635. X doet geen aangifte inkomstenbelasting. De inspecteur legt een ambtshalve aanslag op en betrekt het gehele inkomen van X in de heffing in Nederland. X stelt dat zijn inkomen na aftrek van specifieke zorgkosten en giften lager is dan € 15.000, en Duitsland als gevolg heffingsbevoegd is. De inspecteur stelt dat het inkomen van X op basis van het verdrag berekend dient te worden zonder aftrek van persoonlijke aftrekposten.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het bruto-inkomen hoger is dan € 15.000 en dat Nederland bevoegd is om te heffen over het inkomen. Volgens het verdrag is het bruto-inkomen van een belastingplichtige leidend. Persoonlijke aftrekposten dienen niet in aftrek te worden gebracht op het bruto-inkomen voor het bepalen van de heffingsbevoegdheid op basis van het verdrag. X heeft wel recht heeft op vermindering van het belastbare inkomen in verband met de door hem opgevoerde aftrekposten. In zoverre is het beroep gegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Internationaal belastingrecht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 6 februari