Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen een aanslag IB/PVV 2011. Op 14 oktober 2014 wijst de inspecteur het bezwaar van X af. Per brief van 2 januari 2015 maakt X (wederom) bezwaar tegen de aanslag. Bij (tweede) uitspraak op bezwaar van 14 april 2015 verklaart de inspecteur het bezwaar van 2 januari 2015 niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring ongegrond.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur in strijd met het recht tweemaal uitspraak op bezwaar heeft gedaan. Het hof vernietigt de tweede uitspraak op bezwaar. Het hof kwalificeert de brief van X van 2 januari 2015 als beroepschrift tegen de uitspraak van 14 oktober 2014 en oordeelt dat die niet-ontvankelijk is vanwege termijnoverschrijding. In plaats van ongegrond had de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk moeten verklaren. Eventuele verwarring aan de zijde van X betekent niet dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, nu X zich heeft laten bijstaan door een professionele gemachtigde. Het hof ziet er vanaf om de inspecteur te gelasten het griffierecht van X te vergoeden. Dit omdat de uitspraak van de rechtbank alleen wordt vernietigd op een door het hof ambtshalve ingebrachte grond en niet op door X in zijn hoger beroep aangevoerde gronden.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7 en 6:11