Aan belanghebbende, X, zijn vanwege het niet aangeven van bankrekeningen bij de KB-Luxbank (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd met verhogingen respectievelijk boeten van 100%. Hof Amsterdam verklaart de beroepen van X gegrond, vernietigt de uitspraken van de inspecteur, vermindert de aanslagen, de navorderingsaanslagen, de boeten en de heffingsrente en scheldt de verhogingen gedeeltelijk kwijt. In cassatie oordeelt de Hoge Raad dat de uitspraak van het hof wat betreft de beoordeling van de aan X opgelegde boeten en verhogingen (hierna samen: boeten) blijk geeft van miskenning van hetgeen is overwogen in het arrest van 15 april 2011, nr. 09/03075, BNB 2011/206. Er volgt verwijzing naar Hof 's-Gravenhage. Dit hof moet beoordelen (i) in hoeverre de inspecteur voor elk van de jaren 1990 tot en met 1995 en 1997 tot en met 2000 het bewijs heeft geleverd dat X het feit ter zake waarvan de boete is opgelegd, heeft begaan, en (ii) (voor zover het verwijzingshof van oordeel is dat het bewijs van beboetbare feiten is geleverd) in hoeverre elke van de opgelegde boeten gelet op de omstandigheden van het geval een passende en ook geboden sanctie voor de begane vergrijpen is.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de inspecteur erin is geslaagd te bewijzen dat X in elk van de in het geding zijnde jaren het beboetbare feit heeft begaan. De inspecteur heeft bewezen dat X in alle jaren beschikte over een rekening bij de KB-Luxbank met een aanzienlijk saldo. X heeft dit niet weersproken. Nu X ervoor heeft gekozen een bankrekening te openen in een land met een bankgeheim om zo tegoeden en inkomsten verborgen te houden voor de Nederlandse Belastingdienst, heeft hij opzettelijk gehandeld. De inkomsten uit deze rekening overstijgen in de desbetreffende jaren de rentevrijstelling. Hof Amsterdam heeft de boeten gematigd tot 64% en het hof ziet geen reden voor verdere vermindering.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d