Volgens Hof 's-Hertogenbosch heeft de inspecteur onvoldoende inzicht gegeven in de organisatie van de werkzaamheden om X te identificeren. Niet aannemelijk is geworden dat een voortvarende behandeling voldoende gewaarborgd was.

Aan X is in april 2011 in het kader van het Project Bank Zonder Naam een IB-navorderingsaanslag opgelegd. X en zijn ex-echtgenote zijn namelijk pas in juni 2010 als rekeninghouders van Van Lanschot in Luxemburg geïdentificeerd. De geautomatiseerde identificatie in 2006 door de FIOD leidde niet tot identificatie van X. Vervolgens is de FIOD eind 2009 overgegaan tot een handmatige selectie. X sluit een vaststellingsovereenkomst met de inspecteur, waardoor vanaf 1998 wordt nagevorderd.  Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de beperkte capaciteit van Belastingdienst geen rechtvaardiging is voor de lange periode van inactiviteit. X stelt terecht dat de inspecteur niet voortvarend genoeg heeft gehandeld en dat de verlengde navorderingstermijn dus niet toegepast mag worden. De late identificatie dient voor rekening van de Belastingdienst te komen. Het beroep van X is gegrond. De inspecteur komt in hoger beroep. Volgens Hof 's-Hertogenbosch stelt de inspecteur dat het stilliggen van het dossier gedurende de periode van drie jaar en zeven maanden alleen voortvloeide uit het feit dat hem de sleutel tot de identificatie van X ontbrak. Een bewijsaanbod van de inspecteur wordt als tardief afgewezen. Het hof is van mening dat de inspecteur door onvoldoende inzicht te geven in de organisatie van de werkzaamheden en te volstaan met een algemene en niet-gespecificeerde duiding van de werkzaamheden niet aannemelijk maakt dat een voortvarende behandeling voldoende gewaarborgd was. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen art. 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

1

Gerelateerde artikelen