Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen een aanslag successierecht. In geschil is of X terecht bezwaar maakt tegen het niet tijdig beslissen door de inspecteur. De inspecteur stelt dat de beslissingstermijn moet worden opgeschort vanwege de weigerachtige houding van X.
Rechtbank Breda oordeelt dat bij een beslissing of een bestuursorgaan tijdig heeft beslist er een afweging moet plaatsvinden tussen het zorgvuldigheidsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel. Wanneer een belanghebbende vragen niet beantwoordt of weigert stukken te verstrekken, kan dat onder bepaalde omstandigheden in het belang van een zorgvuldige besluitvorming leiden tot een opschorting van de termijn voor het doen van uitspraak op bezwaar, aldus de rechtbank (art. 4:15, tweede lid, onderdeel b, Awb). In dit geval doet een dergelijke omstandigheid zich echter niet voor aangezien X niet heeft ingestemd met een verlenging van de termijn voor het doen van uitspraak op bezwaar en hij al een jaar lang diverse vragenbrieven heeft beantwoord en stukken heeft overgelegd. De inspecteur had, gelet op het voorgaande, terstond na ontvangst van de laatste antwoorden van X op 31 januari 2011 uitspraak moeten doen. Sinds X de inspecteur op 9 februari 2011 in gebreke heeft gesteld, zijn er meer dan 2 weken verstreken. De inspecteur is de maximale dwangsom van € 1260 verschuldigd omdat er na 23 februari 2011 meer dan 42 dagen zijn verstreken. De rechtbank draagt de inspecteur op om binnen 2 weken alsnog te beslissen op het bezwaar op straffe van een dwangsom van € 100 per dag met een maximum van € 15.000.