X stelt bezwaar en beroep in tegen een aanslag successierecht. De Hoge Raad verklaart het beroep van X alsnog ontvankelijk (HR 4 maart 2016, nr. 15/03126, V-N 2016/15.11). Na verwijzing moet Hof 's-Hertogenbosch zich uitlaten over de ontvankelijkheid van het bezwaar.
Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 27 juli 2017, 16/00148, V-N Vandaag 2017/2043) oordeelt dat de inspecteur X terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar. De aanslag successierecht met dagtekening 20 april 2010 is naar het oordeel van het hof op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt. De bezwaartermijn vangt daarom aan met ingang van de dag na dagtekening van het aanslagbiljet (21 april 2010). De niet-ontvangst van het aanslagbiljet schort de aanvang van de bezwaartermijn niet op, maar kan wel meebrengen dat een termijnoverschrijding verschoonbaar is. X heeft aannemelijk gemaakt dat zij eerst na het ontvangen van de duplicaataanslag op 25 maart 2011 bekend raakte met de aanslag. Naar het oordeel van het hof heeft zij echter niet zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs van haar verlangd kon worden een bezwaarschrift ingediend bij de inspecteur. Zij heeft daartoe onvoldoende voortvarend gehandeld. Ook overigens zijn door X geen gronden aangevoerd die tot het oordeel kunnen leiden dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Lees ook het thema Bezwaar: het gesloten stelsel van rechtsbescherming
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet bestuursrecht 6:7