Belanghebbende, X, exploiteert als eenmanszaak een klusbedrijf. X is metselaar en onderaannemer. De inspecteur meent dat X per uur € 231 factureert. Na een boekenonderzoek legt de inspecteur X een naheffingsaanslag omzetbelasting, inclusief boete en heffingsrente op van ruim € 120.000 omdat X niet voldoet aan de administratie- en bewaarplicht, de administratie van X niet voldoet aan de eisen van het bedrijf en X geen kasadministratie bijhoudt. Bij uitspraak op bezwaar vermindert de inspecteur de naheffingsaanslag evenwel naar bijna € 3400 en kent hij aan X een proceskostenvergoeding toe van € 1744. In beroep vecht X de naheffingsaanslag omzetbelasting aan en verzoekt hij om een integrale proceskostenvergoeding en een vergoeding voor geleden immateriële schade.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de naheffingsaanslag omzetbelasting vernietigd dient te worden. Er zijn in de boekhouding van X geen aanknopingspunten te vinden die een omzetcorrectie rechtvaardigen. Verder oordeelt de rechtbank dat X recht heeft op een integrale vergoeding voor zowel de in de bezwaar- als in de beroepsfase gemaakte proceskosten en stelt die vast op in totaal € 65.083,25 waarvan de helft wordt toegerekend aan de procedure in de loonbelasting. De inspecteur heeft zich van meet af aan onwrikbaar op het standpunt gesteld dat er sprake is van zwarte lonen en zwarte omzetten en stond daarbij hij op geen enkele wijze open voor tegenargumenten. Daarbovenop krijgt X voor beide procedures tezamen nog een immateriële schadevergoeding van € 3.000 voor overschrijding van de redelijke termijn van berechting.
Wetsartikelen:
Besluit proceskosten bestuursrecht 2