Art. V, onderdelen A en B, van de Fiscale vereenvoudigingswet 2017 en art. IX van de Overige fiscale maatregelen 2018, over art. 4a Wet dividendbelasting 1965 treden in werking bij KB. De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, heeft besloten dat deze bepalingen in werking treden per 1 januari 2024.

In art. V van de Fiscale vereenvoudigingswet 2017 (aangevuld door art. XV, onderdeel A, van de Fiscale verzamelwet 2023) wordt onder andere voorzien in een nieuw art. 4a Wet dividendbelasting 1965 (Wet DB 1965). Die bepaling regelt een inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting voor, kort gezegd, opbrengsten van aandelen, winstbewijzen en kapitaalverstrekkingen als bedoeld in art. 10, lid 1, onderdeel c, Wet VPB 1969 en geldleningen als bedoeld in art. 10, lid 1, onderdeel d, Wet VPB 1969, die worden ontvangen door lichamen die (deels) niet zijn onderworpen aan de vennootschapsbelasting (alsmede voor vergelijkbare objectief of subjectief vrijgestelde buitenlandse lichamen).

In art. IX van Overige fiscale maatregelen 2018 wordt aan art. 4a Wet DB 1965 een tiende lid toegevoegd op grond waarvan deze inhoudingsvrijstelling niet van toepassing is indien de inhoudingsplichtige een fiscale beleggingsinstelling als bedoeld in art. 28 Wet VPB 1969 is.

De technische implementatie van de bijbehorende softwaresystemen van de Belastingdienst is volgens de staatssecretaris gereed voor inwerkingtreding van de bepalingen per 1 januari 2024.

[Nieuwsbron]

Rubriek: Dividendbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 3 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

745

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen