Belanghebbende, X, woont in Costa Rica en geniet een wachtgelduitkering van het Ministerie van Defensie. Hij wenst een saldo eigen woning, uitgaven voor inkomensvoorzieningen en een persoonsgebonden aftrek als aftrekpost in aanmerking te nemen. In zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2005 heeft X gekozen voor behandeling als binnenlands belastingplichtige. De inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag geen rekening gehouden met door X vermelde aftrekposten. Hof 's-Hertogenbosch overweegt in navolging van Rechtbank Breda dat X niet voor de keuzeregeling van art. 2.5 Wet IB 2001 in aanmerking komt. Nederland is immers met Costa Rica geen regeling ter voorkoming van dubbele belasting overeengekomen die voorziet in de uitwisseling van inlichtingen. Het hof ziet geen strijd met het discriminatieverbod van art. 26 IVBPR en met het EVRM. Ook is volgens het hof geen sprake van strijdigheid met het EVRM. Het hoger beroep is ongegrond. X komt in cassatie.
De Hoge Raad overweegt dat de in artikel 2.5, eerste lid, Wet IB 2001 neergelegde formele beperking X niet discrimineert ten opzichte van personen die wonen in een land als bedoeld in deze bepaling en die in soortgelijke omstandigheden verkeren als hij. De mogelijkheid om door het stellen van de formele eis een zo volledig en betrouwbaar mogelijk inzicht te krijgen in de fiscale positie van de belastingplichtige, vormt een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor het stellen van die eis. Daaraan doet niet af dat in sommige individuele gevallen de volledigheid en betrouwbaarheid van de door de belastingplichtige verstrekte gegevens zijn vast te stellen zonder de mogelijkheid van gegevensuitwisseling tussen de autoriteiten van Nederland en de woonstaat. Er is geen schending van de artikelen 26 IVBPR en 14 EVRM. Het beroep in cassatie is ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht
Instantie: Hoge Raad