Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de partnervrijstelling per 1 januari 2016 op grond van de wettekst geen toepassing meer kan vinden voor mantelzorgverleners.

X, kind en enig erfgenaam van erflater, heeft tot het overlijden van erflater in 2017 bij erflater gewoond en mantelzorg verleend. X heeft hiervoor de gemeentelijke mantelzorgwaardering voor de jaren 2016 en 2017 ontvangen. Bij aangifte erfbelasting doet X een beroep op de partnervrijstelling, de hierin opgenomen verwijzing naar art. 19 Wmo, waarin het mantelzorgcompliment was opgenomen, is echter sedert 2015 komen te vervallen. De overgangsbepaling gold tot 1 januari 2016. Met ingang van 1 januari 2015 zijn de Wmo 2015 en de Wet langdurige zorg in werking getreden. De inspecteur past de vrijstelling voor kinderen toe. In geschil is of X recht heeft op toepassing van de partnervrijstelling. X meent dat met het ongewijzigd voortbestaan van art. 1a lid 4 SW per 1 januari 2015 het vertrouwen is gewekt dat de vrijstelling voor mantelzorgers is blijven bestaan. Hij voldoet aan de gestelde voorwaarde, hij is immers in bezit van het vereiste mantelzorgcompliment.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de partnervrijstelling per 1 januari 2016 op grond van de wettekst geen toepassing meer kan vinden voor mantelzorgverleners. Het mantelzorgcompliment moet zijn genoten in het kalenderjaar voorafgaand aan het overlijden van de zorg ontvangende partner. Er is geen sprake van schending van het vertrouwensbeginsel omdat uit de handelingen van de inspecteur niet blijkt van enige toezegging. Van de door X gestelde individuele en buitensporige last is evenmin gebleken. De mate waarin X gezien de gegeven omstandigheden wordt getroffen zijn niet als zodanig aan te merken. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 32

Successiewet 1956 1a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 4 juni

78

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen