Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de nieuwe bepalingen van het Douanewetboek van de Unie (DWU) van toepassing zijn op een douaneschuld die vóór 1 mei 2016 is ontstaan en op die datum nog niet is verjaard. Het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel staan hieraan niet in de weg.

Jumbocarry Trading GmbH doet op 4 juli 2013 aangifte voor het in het vrije verkeer brengen van porseleinen goederen. Aangezien bij de aangifte aanspraak is gemaakt op een preferentieel tarief, worden geen douanerechten geheven. Op 18 juli 2016 reikt de inspecteur een UTB uit, omdat ten onrechte aanspraak is gemaakt op het preferentiële tarief. In geschil is of de UTB tijdig is uitgereikt. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de bepalingen van het Douanewetboek van de Unie (DWU) van toepassing zijn. In deze verordening, die op 1 mei 2016 in werking is getreden, wordt de termijn waarbinnen een douaneschuld moet worden meegedeeld, geschorst met de tijd waarin de schuldenaar de gelegenheid krijgt om zijn standpunt over het voorgenomen besluit kenbaar te maken. De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de nieuwe bepalingen van het DWU van toepassing zijn op een douaneschuld die vóór 1 mei 2016 is ontstaan en op die datum nog niet is verjaard. Het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel staan hieraan niet in de weg. Deze brengen namelijk geen verplichting met zich mee om de rechtsorde ongewijzigd te laten in de tijd.

Wetsartikelen:

Algemene douanewet 124

Algemene douanewet 103

Algemene douanewet 29

Algemene douanewet 22

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Douane

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 4 juni

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen