X werkt in loondienst als inspecteur/groepschef bij de politie en is ook hulpofficier van justitie. Daarnaast werkt hij als freelance docent bij de Politieacademie en verricht hij activiteiten als freelance docent. In het jaar 2007 begint X met de opleiding Private Pilot Licence (PPL). Deze rondt hij in juli 2008 af. In het jaar 2010 start X met de vliegopleiding Commercial Pilot Licence (CPL) die opleidt tot commercieel piloot. Alleen met het CPL-brevet mag tegen vergoeding worden gevlogen. De PPL-opleiding is nodig om als privépersoon een vliegtuig te mogen besturen en is ook nodig voordat aan de CPL-opleiding mag worden begonnen. Vanaf het jaar 2009 staat X bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als "Freelance examinator, instructeur voor de luchtvaart. Docent/instructeur/examinator voor het politie onderwijs". Naar aanleiding van een controle van de Belastingdienst krijgt X navorderingsaanslagen ib/pvv over de jaren 2008 tot en met 2010 opgelegd met boeten en wordt zijn aangifte ib/pvv 2011 gecorrigeerd. X komt in beroep.
Volgens Rechtbank Gelderland heeft de inspecteur de kosten van de vliegopleidingen en de overige vliegkosten terecht niet als ondernemingskosten in aftrek toegelaten. Er is niet sprake van een bron van inkomen, want het enkele volgen van de opleiding leidt niet tot deelname aan het economische verkeer. De ondernemersactiviteiten in latere jaren zijn niet relevant, omdat X in de onderhavige jaren nog niet deelnam aan het economische verkeer. Ook geen aftrek als scholingsuitgaven. PPL is geen beroepsopleiding. Voor de CPL geldt dat niet aannemelijk is dat X in redelijkheid kon verwachten een substantieel inkomen te verwerven na afronding van de opleiding. Daarbij is van belang de leeftijd van X (58 jaar), het feit dat hij een goede fulltime baan bij politie heeft, de omstandigheid dat de arbeidsmarkt voor reclame- en inspectievluchten krap is en het feit dat X van tevoren geen marktonderzoek heeft gedaan. In die zin zijn de beroepen ongegrond. De boetes worden echter vernietigd omdat grove schuld van de adviseur niet aan X kan worden toegerekend. De rechtbank kent X een immateriële schadevergoeding van € 500 toe vanwege overschrijding van de redelijke termijn in de beroepsfase en een proceskostenvergoeding van € 1535.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Wet inkomstenbelasting 2001 6.27
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 2 maart