Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat X bv voor één auto recht heeft op het voordeliger BPM-tarief van 2013. Voor de proceskosten is door de late overlegging van gedingstukken sprake van bijzondere omstandigheden, waardoor wordt afgeweken van de lagere voor 2022 geldende forfaitaire BPM-puntwaarde van € 541. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X bv doet in 2018 BPM-aangiften voor een Peugeot 107 (auto 1), Alfa Romeo Stelvio (auto 2), BMW X5 (auto 3), Porsche Cayenne (auto 4) en Opel Corsa (auto 5). De voldane BPM is respectievelijk € 360, € 6573, € 5814, € 18.077 en € 500. Volgens Rechtbank Gelderland (V-N 2029/43.2.5) is ten aanzien van auto 3 in de bezwaarfase de hoorplicht geschonden. Deze zaak is in hoger beroep inmiddels afgesplitst.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2022/17.23.13) oordeelt dat X bv voor auto 1 recht heeft op het voordeliger BPM-tarief van 2013, wat, rekening houdend met de leeftijdskorting, uitkomt op € 148 (zie HR 1 mei 2020, 18/02168, V-N 2020/22.10). Het beroep van X bv is in zoverre gegrond. Voor de proceskosten is sprake van bijzondere omstandigheden, waardoor wordt afgeweken van de lagere voor 2022 geldende forfaitaire BPM-puntwaarde van € 541. De inspecteur heeft namelijk pas op de zitting bij het hof de data van de tenaamstelling van de auto’s 2, 3 en 4 ingebracht. Voor het beroep en hoger beroep komt de vergoeding daarom uit op € 2277 (3 x € 759). De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 16a
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 7:2
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 15 september
Informatiesoort: VN Vandaag