Niet in geschil is dat de maatschap in civielrechtelijke zin tot stand is gekomen. Rechtbank Noord Nederland oordeelt dat zich niet de situatie voordoet dat de maten geen rechtshandelingen, dan wel andere rechtshandelingen zijn aangegaan dan zij volgens de maatschapsovereenkomst hebben gepresenteerd en vernietigt de opgelegde navorderingsaanslagen.

X, belanghebbende, is geboren in 1918. Zij heeft drie kinderen. Vanaf 1976 verpacht zij landerijen en bedrijfsgebouwen aan een zoon (belanghebbende Y) die een akkerbouwbedrijf exploiteert. De pachtovereenkomst wordt met ingang van 1 mei 2010 ontbonden en op die datum hebben deze zoon, de moeder en de twee andere kinderen een overeenkomst van maatschap gesloten. Vanaf dat moment exploiteren zij het akkerbouwbedrijf voor gezamenlijke rekening en risico.

De Inspecteur vindt het hoogst opmerkelijk dat de moeder op 92-jarige leeftijd is toegetreden tot de maatschap en stelt dat het aangaan van de overeenkomst van maatschap een schijnhandeling is. Volgens de inspecteur moet de toetreding van X tot de maatschap worden genegeerd waardoor de onroerende zaken tot het box III-vermogen van X behoren en niet tot haar ondernemingsvermogen. X en Y gaan in beroep tegen de aan hen opgelegde navorderingsaanslagen IB 2011 en 2012. Niet in geschil is dat de maatschap in civielrechtelijke zin tot stand is gekomen, met alle daaraan verbonden rechten en verplichtingen voor moeder en zoon.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat het niet aannemelijk is dat de rechtshandelingen (waaronder het aangaan van de maatschap en de inbreng van het gebruik en genot van de onroerende zaken) niet stroken met de werkelijke bedoeling van de maten. Die is juist gericht op het aangaan van de maatschap met alle gevolgen van dien, waaronder fiscale. Dat betekent dat zich niet de situatie voordoet dat de maten in weerwil van de gepresenteerde maatschapsovereenkomst geen rechtshandelingen, dan wel andere rechtshandelingen zijn aangegaan dan zij volgens de maatschapsovereenkomst hebben gepresenteerd. Dat in de toekomst mogelijk gebruik zou worden gemaakt van bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de schenk- en/of erfbelasting leidt er niet toe dat de wil van X en Y uitsluitend is gericht op het behalen van incidenteel fiscaal voordeel. Deze faciliteiten zijn onlosmakelijk verbonden met het fiscaal ondernemerschap voor de IB, aldus de rechtbank. Verder wijst de rechtbank de inspecteur erop dat de gevolgen van de betreffende rechtshandelingen permanent zijn en niet slechts incidenteel. Het aangaan van de maatschap door X en Y is geen schijnhandeling die moet worden genegeerd. De rechtbank verklaart de beroepen van X en Y gegrond

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 13 februari

17

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen