Belanghebbende maakt bezwaar tegen de aan hem opgelegde IB-aanslag voor het jaar 2000. De uitspraak op bezwaar is gedaan door A, die het bezwaar ook heeft behandeld. Omdat hiervoor een schriftelijk mandaat ontbreekt, bekrachtigt de inspecteur de handelingen van A achteraf. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur de handelingen van A met zijn verklaring achteraf rechtsgeldig heeft bekrachtigd en dat niet opnieuw uitspraak op bezwaar behoeft te worden gedaan.
De Hoge Raad oordeelt dat de latere bekrachtiging het aan de uitspraak klevende bevoegdheidsgebrek niet ongedaan maakt. Vervolgens wijst de Hoge Raad er op dat de rechtsgevolgen van de onbevoegd gedane uitspraak na vernietiging daarvan in stand kunnen blijven onder toepassing van art. 8:72 lid 3 Awb, mits de inhoud van de uitspraak op bezwaar de rechterlijke toets kan doorstaan. De Hoge Raad verwijst de zaak nog wel, omdat het hof zijn oordeel dat belanghebbende € 11.273 aan IB is verschuldigd onvoldoende heeft gemotiveerd.