Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de e-mail van X van 18 oktober 2013 niet kan worden aangemerkt als ingebrekestelling omdat uit het bericht niet blijkt dat X vindt dat te laat uitspraak is gedaan. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen diverse aanslagen watersysteemheffing over de jaren 2012 en 2013. De aanslagen hebben als dagtekening 30 april 2012 en 31 juli 2013 en de bezwaarschriften van X zijn bij de heffingsambtenaar binnenkomen op 30 april 2012 en 31 juli 2013. In een uitspraak op bezwaar van 14 augustus 2013 verklaart de heffingsambtenaar een van de bezwaren 2012 gegrond en stelt hij voor om de andere bezwaren betreffende 2012 en 2013 aan te houden. X antwoordt in een e-mail van 18 oktober 2013 dat hij hiermee niet akkoord gaat. Vervolgens stelt X beroep in tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar.

Hof Arnhem-Leeuwarden (MK II, 19 april 2016, 15/00679 en 15/00680, V-N 2016/36.1.1) oordeelt dat de e-mail van X van 18 oktober 2013 niet kan worden aangemerkt als ingebrekestelling omdat uit het bericht niet blijkt dat X vindt dat te laat uitspraak is gedaan. In een brief van 21 maart 2014 heeft X verzocht om een dwangsom, maar toen had de heffingsambtenaar al uitspraak op bezwaar gedaan. Het hof oordeelt dat X geen recht heeft op een dwangsom en evenmin op een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 4:17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 2 december

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen