De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingen heeft de Memorie van antwoord bij de Wet differentiatie overdrachtsbelasting (35576) naar de Eerste Kamer gestuurd.
Daarbij gaat de bewindsman onder meer in op toepassing van de startersvrijstelling in erfpachtsituaties, de schriftelijke verklaring, het vervallen van de horizonbepaling, het mogelijke ontwijkingsgedrag dat de woningwaardegrens in de hand kan werken en de steekproefsgewijze controle.
De voorgestelde startersvrijstelling kan van toepassing zijn als twee personen de verplichting tot betaling van de erfpachtcanon afkopen. Uiteraard moet ook voldaan zijn aan de overige voorwaarden voor toepassing van de vrijstelling. Als de afkoop of de verlenging op of na 1 april 2021 plaatsvindt, geldt de vrijstelling alleen als de waarde van het gewijzigde recht van erfpacht (vermeerderd met de waarde van de canon, indien niet afgekocht) niet uitkomt boven € 400.000.
Er geldt geen formele verplichting om de vrijstelling toe te passen op de eerste verkrijging. Het is daarom niet uitgesloten dat jonge verkrijgers bij een volgende verkrijging een beroep zullen doen op de startersvrijstelling. Het kabinet verwacht echter dat deze situatie zich in de praktijk in zeer beperkte mate zal voordoen. Door opname van de woningwaardegrens bestaat immers de kans dat jonge verkrijgers bij de volgende verkrijging niet meer aan de woningwaardegrens zullen voldoen voor toepassing van de startersvrijstelling. Bovendien kan de uitkomst van de evaluatie in 2024 leiden tot heroverweging van de maatregelen.
Over de schriftelijke verklaring merkt de staatssecretaris op dat in art. 15 lid 1 onderdeel p onder 2, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer per abuis het woord “onmiddellijk” is blijven staan. Deze omissie zal in een eerstvolgende verzamelwet worden hersteld. Vooruitlopend op dit herstel mag ook voor de voorwaarde in “onmiddellijk voorafgaand aan de verkrijging” in art. 15 lid 1 onderdeel p onder 2 worden uitgelegd als “voorafgaand aan de verkrijging”. Ook voor dit subonderdeel geldt daarmee dat de verklaring niet onmiddellijk voorafgaand aan de transactie door de verkrijger hoeft te worden afgegeven.
Waar het gaat om de controle stellen de KNB en de Belastingdienst in het jaar 2021 bepaalde termen vast die door de notarissen in de akten met het lage tarief of de startersvrijstelling zullen worden opgenomen. De Belastingdienst zal met een zoekmachine de voor het toezicht relevante akten selecteren. Bij dit toezicht zullen naast de informatie uit de akte ook gegevens uit de verklaring worden gebruikt om te beoordelen of aan alle voorwaarden van het lage tarief c.q. de vrijstelling wordt voldaan. Daartoe zal ook andere informatie uit systemen van de Belastingdienst handmatig moeten worden geraadpleegd over bijvoorbeeld het gebruik van de woning als hoofdverblijf.
De woningwaardegrens zal mogelijk ontwijkingsgedrag in de hand werken. De overschrijding van de woningwaardegrens heeft namelijk tot gevolg dat over de gehele waarde van de woning overdrachtsbelasting is verschuldigd. De ruimte om hierop in te spelen is naar verwachting echter beperkt. De woningwaardegrens sluit namelijk aan bij de maatstaf van heffing voor de overdrachtsbelasting. Voor de maatstaf van heffing in de overdrachtsbelasting is de waarde in het economisch verkeer leidend of de tegenprestatie (koopsom), indien deze hoger ligt. Het overeenkomen van een koopsom die lager ligt dan de waarde in het economisch verkeer zou dus niet moeten leiden tot een andere uitkomst voor de beoordeling van de woningwaardegrens.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Dossiers: Prinsjesdag 2020
Regelgevende instantie: Staten-Generaal
Editie: 1 december