Staatssecretaris Vijlbrief van Financiën wint advies in over de juridische mogelijkheden van een tegenbewijsregeling voor belastingplichtigen met vooral of uitsluitend spaargeld. Een box 3-stelsel naar werkelijk rendement is ideaal, maar dit is niet op korte termijn te realiseren. Een tegenbewijsregeling kan volgens de bewindsman een goede tussenoplossing bieden. Vijlbrief verwacht dit advies begin 2021 waarna in de formatie kan worden bezien hoe hier invulling aan wordt gegeven. Dit staat in de memorie van antwoord bij het wetsvoorstel Wet aanpassing box 3 (35577).
Uit de rechtsoverwegingen van het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2019 (V-N 2019/30.5) trekt Vijlbrief de conclusie dat pas sprake is van een schending van het EVRM-recht als het gemiddeld haalbare rendement op iedere risicoarme vermogenscategorie afzonderlijk lager is dan 1,2%. Omdat het in de jaren 2013 tot en met 2016 nog mogelijk was om op een van de categorieën een rendement van 1,2% te behalen is voor die jaren geen sprake van een schending van het EVRM-recht op stelselniveau. Vijlbrief is het niet eens met de door Hof Den Haag in zijn uitspraak van 18 december 2019 (V-N 2020/5.6) gehanteerde berekeningswijze, die uitgaat van een gemiddeld haalbaar rendement op de drie risicoarme categorieën tezamen. Die berekeningswijze volgt niet uit het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2019.
Naar aanleiding van een vraag over het wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap schrijft Vijlbrief dat het streven is om de nota naar aanleiding van het verslag voor het kerstreces aan de Tweede Kamer te sturen. De beoogde inwerkingtreding van de wet is 1 januari 2023.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Belastingrecht algemeen
Dossiers: Prinsjesdag 2020
Regelgevende instantie: Staten-Generaal
Editie: 1 december