De CO2-heffing industrie kent een voorzichtige start zodat bedrijven de tijd krijgen om maatregelen te nemen. Dit staat in de memorie van antwoord bij het wetsvoorstel Wet CO2-heffing industrie. Het kabinet verwacht dat de CO2-heffing voldoende invloed heeft op investeringsbeslissingen voor reductiemaatregelen in de periode 2025-2030.

In 2024 wordt het Klimaatakkoord geëvalueerd en wordt bezien of een aanpassing in de reductiedoelen wenselijk is. Gelijktijdig wordt ook de CO2-heffing geëvalueerd en wordt bezien of aanpassing wenselijk is.

De weglekrisico’s en aantasting van het gelijke speelveld kunnen niet volledig worden weggenomen. Het kabinet zal deze risico’s blijven monitoren, zoals afgesproken in het Klimaatakkoord. Indien nodig kan het kabinet overgaan tot flankerend beleid.

Het kabinet heeft ervoor gekozen om op vier elementen af te wijken van de allocatiemethodiek die in het EU ETS is gekozen. Vijlbrief verklaart waarom hiervoor is gekozen. Zo is er onder meer voor gekozen om bij de toekenning van dispensatierechten bij productie onder productbenchmarks gebruik te maken van het actueel activiteitsniveau en niet, zoals in het EU ETS, het historisch activiteitsniveau. Door deze keuze ontstaat de meest denkbare link tussen de productie en de aan de installatie toegekende dispensatierechten; bedrijven worden daardoor in termen van dispensatierechten zo veel mogelijk afgemeten aan hun daadwerkelijke productie.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingrecht algemeen, Milieuheffingen

Dossiers: Prinsjesdag 2020

Regelgevende instantie: Staten-Generaal

Editie: 1 december

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen