X bv (ver)koopt en verhuurt onroerende zaken. Een van haar panden betreft een uit hout en steen opgetrokken gebouw, waar rond 1959 een betonnen gebouw naast is gebouwd. Tussen beide panden is een doorgang gemaakt. In 2009 woedt er een brand in de panden, waarna er in 2010 en 2011 sloop-, renovatie- en bouwwerkzaamheden zijn verricht aan het object. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat er ten aanzien van de appartementen die in het van oorsprong uit hout en steen opgetrokken gebouw zijn gelegen sprake is van nieuwbouw, en dat X bv ten onrechte geen integratieheffing over de grondwaarde van de appartementen heeft aangegeven. X is van mening dat er geen sprake is van nieuwbouw.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat er ten aanzien van het uit hout en steen opgetrokken gebouw sprake is van een in eigen bedrijf vervaardigd goed als bedoeld in art. 3 lid 3 onderdeel b Wet OB 1968. De rechtbank stelt daarbij vast dat de fundering en de dragende delen geheel zijn vervangen, dat het gehele pand opnieuw is opgebouwd met nieuwe bouwmaterialen en dat een complete tweede verdieping is toegevoegd. Ten aanzien van dit pand is dan ook in wezen sprake van nieuwbouw. De rechtbank verwerpt hierbij de stelling van X bv dat er sprake is van één pand. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het betonnen gebouw jaren later is gebouwd en dat beide objecten zowel voor de brand als na de werkzaamheden in 2010/2011 beschikken over een eigen fundering en eigen draagconstructie. Verder merkt de rechtbank op dat het uit hout en steen opgetrokken gebouw volledig verloren is gegaan en dat het betonnen gebouw slechts inwendige schade heeft opgelopen.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 3 november