Belanghebbende, X, is directeur grootaandeelhouder van een bv en werkzaam als belastingadviseur. Hij verkoopt in 2011 met verlies een kantoorpand dat hij de jaren ervoor tevergeefs heeft geprobeerd te exploiteren. De inspecteur accepteert het verlies bij de verkoop van het pand niet als verlies uit onderneming. Verder neemt de inspecteur bij X een bedrag aan loon uit de bv in aanmerking.
Rechtbank Den Haag past omkering van de bewijslast toe, maar oordeelt vervolgens dat de inspecteur bij het opleggen van de aanslag geen redelijke schatting heeft gemaakt. X heeft niet de vereiste aangifte gedaan, zodat de bewijslast is omgekeerd en verzwaard. De inspecteur heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat X loon uit de bv heeft genoten, zodat de inspecteur bij het opleggen van de aanslag geen redelijke schatting heeft gemaakt. Met betrekking tot de impliciete verliesvaststellingsbeschikking heeft Hof Den Haag voor het jaar 2010 geoordeeld dat X met de onroerende zaak winst uit onderneming noch resultaat uit overige werkzaamheden heeft behaald (Hof Den Haag 22 juli 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:2235, V-N 2015/53.1.3). De rechtbank ziet geen aanleiding om voor het jaar 2011 anders te oordelen. De verzuimboete is terecht opgelegd.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e