X voert in haar IB-aangifte een aftrek van € 310 op voor extra uitgaven voor kleding en beddengoed, in verband met incontinentie. De inspecteur accepteert de aftrek niet. Volgens de inspecteur is er namelijk geen sprake van een ziekte. De inspecteur is van mening dat de incontinentie wordt veroorzaakt door ouderdom. Verder is hij van mening dat X niet voldoende met bescheiden heeft aangetoond dat er sprake is van extra kosten.
Hof Amsterdam oordeelt dat X recht heeft op aftrek van extra uitgaven voor kleding en beddengoed, in verband met incontinentie. Volgens het hof moeten de extra uitgaven voor kleding en beddengoed die zijn veroorzaakt door incontinentie namelijk worden aangemerkt als uitgaven die zijn gedaan ‘wegens ziekte of invaliditeit'. Het hof verwijst daarbij naar de wetsgeschiedenis. Daarin zijn volgens het hof geen aanknopingspunten te vinden voor het door de inspecteur verdedigde onderscheid tussen ‘incontinentie veroorzaakt door ziekte' en ‘incontinentie veroorzaakt door ouderdom'. Verder merkt het hof nog op dat het ook nog maar de vraag is of het medisch gezien mogelijk is een dergelijk onderscheid te maken. Ook verwerpt het hof de stelling van de inspecteur dat X onvoldoende bewijs heeft aangedragen. Om in aanmerking te komen voor het lage forfaitair aftrekbare bedrag is slechts gering bewijs vereist. Hierin is X geslaagd, gezien de aard van de aandoening, en het feit dat zij er al jarenlang aan lijdt. Het hof veroordeelt de inspecteur tot het betalen van € 2967 aan proceskostenvergoeding.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17