Rechtbank Gelderland oordeelt over de hoogte van de hypotheekrente die X na de scheiding van Y kan aftrekken als kosten ter behoud van het aanmerkelijk belang. Daarbij spelen tal van factoren mee waaronder de onderbedeling van X en de aanwezigheid van zowel verhypothekeerde als niet verhypothekeerde leningen.

X en zijn ex-partner Y gaan in 2011 uit elkaar. Zij zijn in gemeenschap van goederen gehuwd. X krijgt bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap onder meer aandelen in twee bv’s toegedeeld en (hypothecaire) schulden. In geschil is of en zo ja tot welk bedrag sprake is van kosten van reguliere voordelen.Rechtbank Gelderland oordeelt dat de hypothecaire schulden van oorsprong verband houden met de aankoop van de echtelijke woning, maar dat bij de verdeling een herbeoordelingsmoment is ontstaan. Op dat moment moet worden beoordeeld of sprake is van kosten ter behoud van het a.b. Dit geldt voor het gehele aanmerkelijke belang en niet slechts voor de helft. Niet het volledige bedrag aan schulden wordt echter in aanmerking genomen, omdat X bij de verdeling is onderbedeeld en naast de aandelen ook andere activa toebedeeld heeft gekregen. De rechtbank berekent het bedrag ter behoud van het aanmerkelijk belang uiteindelijk op € 14.575. X stelt verder dat rekening dient te worden gehouden met 4% rente op de onderbedelingsvordering van € 400.000. De fictieve rente ad € 16.000 over de onderbedelingsvordering is echter niet aftrekbaar omdat X niet aannemelijk maakt dat sprake is van kosten die op hem drukken.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 11 maart

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen