Bij belanghebbende, X, worden voorschotten zorgtoeslag, kindgebonden budget en huurtoeslag over het jaar 2017 teruggevorderd. Dit omdat zij een deel van dat jaar een toeslagpartner zou hebben gehad. Volgens X woonde haar ex-partner, A, dat jaar echter niet meer bij haar en had zij dus geen toeslagpartner. A zou in december 2016 naar het buitenland vertrokken zijn en eind januari 2017 onverwacht zijn teruggekeerd naar Nederland. Toen X aangaf hem niet meer in huis te willen hebben, is één en ander uitgelopen op een mishandeling. A zwerft sindsdien rond en heeft zich niet eerder dan in mei 2017 in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) uitgeschreven op haar adres. Haar bezwaar tegen de terugvorderingsbesluiten wordt echter ongegrond verklaard. X komt in beroep.
Volgens Rechtbank Noord-Holland is art. 3 van de Awir bepalend voor het vaststellen van het partnerschap voor de inkomensafhankelijke regelingen. Dit is een dwingendrechtelijke wettelijke bepaling. De inschrijving in de BRP is bepalend voor de vraag of sprake is van een toeslagpartner. Er is geen reden om daarvan af te wijken op grond van artikel 3 lid 2, aanhef en onder c, van de Uitv.reg. Awir. Het beroep is ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Toeslagen en zorgverzekeringswet
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 11 maart