Rechtbank Breda oordeelt dat X geen aanspraak kan maken op een integrale vergoeding van de proceskosten die hij heeft gemaakt.

Belanghebbende, X, wordt door de ontvanger op 8 september 2008 als bestuurder aansprakelijk gesteld voor een naheffingsaanslag loonheffing inclusief boete van de onderneming A bv. Enig aandeelhouder en statutair bestuurder van deze bv is de zoon van X. In 2004 wordt A bv failliet verklaard en in 2005 volgt ontbinding. In zijn verweerschrift concludeert de ontvanger tot vernietiging van de beschikking aansprakelijkstelling. Alleen nog in geschil is of X in aanmerking komt voor een integrale vergoeding van de proceskosten.

Rechtbank Breda oordeelt dat X geen aanspraak kan maken op een integrale vergoeding van de proceskosten die hij heeft gemaakt. De rechtbank verwerpt het standpunt dat de ontvanger in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld. Verder oordeelt de rechtbank dat de beschikking niet onhoudbaar zou zijn geweest als bedoeld in HR 13 april 2007, nr. 41 235, V-N 2007/19.12 wanneer de ontvanger in de beroepsfase aan zijn standpunt was blijven vasthouden. Dat X in een eerdere procedure wel een integrale vergoeding heeft gekregen, betekent verder niet dat zich nu weer bijzondere omstandigheden zouden voordoen die een dergelijke vergoeding rechtvaardigen. De rechtbank beperkt de proceskostenvergoeding tot het forfaitaire bedrag.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Invordering

Instantie: Rechtbank Breda

Editie: 13 februari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen