Hof Amsterdam oordeelt dat de gemeente na de vernietiging van de eerste aanslag reclamebelasting bevoegd was binnen de aanslagtermijn een tweede aanslag op te leggen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

X is het niet eens met de aanslag reclamebelasting die de gemeente Aalsmeer hem over het jaar 2013 heeft opgelegd.

Hof Amsterdam (MK I, 11 februari 2016, 14/00655, V-N Vandaag 2016/361) oordeelt dat de gemeente na de vernietiging van de eerste aanslag reclamebelasting bevoegd was binnen de aanslagtermijn een tweede aanslag op te leggen. De gemeente heeft de eerste aanslag opgelegd voorafgaande aan de rechtsgeldige bekendmaking van de verordening reclamebelasting. Het hof overweegt dat door deze gang van zaken het wettelijke stelsel zodanig is miskend, dat deze eerste aanslag na vernietiging geacht moet worden niet te zijn opgelegd (HR 2 november 1995, nr. 29.595, BNB 1995/12). Dat betekent dat de gemeente bevoegd was om binnen de aanslagtermijn (alsnog) een aanslag op te leggen. Het hof verwerpt de stelling van X dat de gemeente alleen mag heffen voor het tijdvak dat ligt na publicatie van de verordening op 7 maart 2013. Het beroep van X op het gelijkheidsbeginsel faalt, omdat marktkooplui niet vergelijkbaar zijn met ondernemers zoals X met een vaste locatie in de gemeente. Het ontbreken van draagvlak bij de ondernemers is geen reden voor onverbindendheid van de verordening reclamebelasting. Ook verder treffen de grieven van X tegen de aanslag reclamebelasting geen doel. Het hoger beroep van X is ongegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 11 lid 3

Gemeentewet 227

Gemeentewet 139

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hoge Raad

Editie: 25 november

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen