Aan de heer X zijn over 1997 en 1998 navorderingsaanslagen en 100% vergrijpboetes in de ib-sfeer opgelegd naar aanleiding van een tip uit oktober 2009. Aan de tipgever wordt door de Staat der Nederlanden een financiële vergoeding in het vooruitzicht gesteld. Uit de verklaring van de tipgever leidt de inspecteur af dat X zwart spaargeld had gestald bij de Luxemburgse tak van de Rabobank. Voor de geheimhoudingskamer is in geschil of de inspecteur zich terecht beroept op gewichtige redenen die rechtvaardigen dat bepaalde stukken niet openbaar worden. De onderhavige procedure vloeit voort uit een uitspraak van de voorzieningenrechter (Rechtbank Arnhem 22 maart 2011, nr. 11/322, V-N 2011/26.18.5), waarin is bepaald dat de inspecteur reeds in de bezwaarfase diverse stukken aan X ter beschikking moet stellen. Volgens X geeft de inspecteur geen gehoor aan deze opdracht en X gaat in beroep in verband met het uitblijven van uitspraken op de ingediende bezwaarschriften.
Rechtbank Arnhem oordeelt dat de naam van de tipgever en diens verklaring aan X bekend dient te worden gemaakt. Er is namelijk een onlosmakelijk verband tussen de persoon van de tipgever en de door hem verstrekte informatie. Naast de betrouwbaarheid van de informatie heeft X er ook belang bij zelfstandig de betrouwbaarheid van de tipgever te kunnen toetsen. De inhoud van de overeenkomst die de Staat met de tipgever heeft gesloten, hoeft niet openbaar te worden gemaakt. X moet wel beperkt kennis kunnen nemen van het plan van aanpak, een PowerPoint presentatie, het memo Tipgever Luxemburg, alsmede overige vaktechnische memo's. Tegen de beslissing kan voorts niet eerder hoger beroep worden ingesteld dan tegelijk met het hoger beroep tegen de einduitspraak.