Belanghebbende, X, is accountant, boekhouder en fiscaal adviseur. Tot oktober 2004 is X directeur-grootaandeelhouder van een bv die zich bezighoudt met accountantswerkzaamheden, boekhouding en belastingadvies. Op 26 oktober 2004 houdt de bv op te bestaan. De inspecteur concludeert op basis van onderzoek dat X nadien voor eigen rekening en risico tegen betaling zijn accountantswerkzaamheden heeft voortgezet. De inspecteur becijfert de winst in 2004 op € 15.000 en legt X een navorderingsaanslag IB/PVV met boete op.
Hof Amsterdam acht aannemelijk dat accountant en belastingadviseur X is verdergegaan met accountantwerkzaamheden nadat zijn bv was opgehouden te bestaan. Het hof acht niet aannemelijk dat X deze werkzaamheden om niet zou hebben verricht. Nu X de inkomsten opzettelijk buiten de aangifte heeft gehouden, dient de bewijslast te worden omgekeerd. X heeft vervolgens niet aangetoond dat de inspecteur de winst op een te hoog bedrag heeft berekend. Het hof acht, anders dan de rechtbank, de schatting van de inspecteur (€ 15.000) redelijk. Over de bijtelling voor privégebruik van de auto (€ 1952) bestaat geen geschil meer. Het hof ziet in het feit dat de belasting met toepassing van omkering van de bewijslast is becijferd, geen aanleiding de vergrijpboete te matigen. Dit omdat de inspecteur in het rapport van het boekenonderzoek de navorderingsaanslag duidelijk heeft onderbouwd. Het hof constateert dat de redelijke termijn is overschreden en kent een vergoeding van € 1000 toe.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e