Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur een ambtelijk verzuim heeft begaan. Hij beschikte ten tijde van het opleggen van de aanslag over zodanige informatie dat hij de aangifte van X aan een nader onderzoek had moeten onderwerpen.

Uit een analyse van de Belastingdienst in 2015 blijkt dat Q, het kantoor van de gemachtigde van belanghebbende, X, een hoog percentage aangiften verzorgt waarin zorgkosten worden opgevoerd. Medio 2015 worden daarom diverse vragenbrieven verstuurd. Begin 2016 wordt vervolgens een signalering ingebracht waardoor door Q verzorgde aangiften worden uitgeworpen. Hierbij hanteert de Belastingdienst een financiële ondergrens. De IB-aanslag 2014 van X wordt op 9 april 2016 conform de aangifte opgelegd. Op 14 maart 2017 verstuurt de inspecteur een vragenbrief naar X. Naar aanleiding van de reactie van X legt de inspecteur op 28 oktober 2017 een IB-navorderingsaanslag op aan X. X is het hier niet mee eens.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur een ambtelijk verzuim heeft begaan en vernietigt de navorderingsaanslag. Volgens de rechtbank is het door de inspecteur uitgevoerde onderzoek weliswaar zorgvuldig en voldoende voortvarend geweest, maar beschikte de inspecteur ten tijde van het opleggen van de aanslag over zodanige informatie dat hij de aangifte van X aan een nader onderzoek had moeten onderwerpen. De rechtbank merkt daarbij nog op dat de keuze van de inspecteur om een bepaalde ondergrens te stellen met betrekking tot het financiële belang een interne keuze is.

Lees ook het thema Navordering

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 11 maart

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen