In september 2004 vraagt de inspecteur erflater om informatie omdat deze een buitenlandse bankrekening zou hebben aangehouden. Erflater ontkent een buitenlandse bankrekening te hebben (gehad). Op 15 december 2004 laat de inspecteur aan erflater weten dat uit een onderzoek van de FIOD is gebleken dat hij als enige rekeninghouder van een KB Lux-bankrekening in aanmerking komt. Erflater reageert vervolgens niet op het informatieverzoek van de inspecteur. In januari 2005 kondigt de inspecteur navorderingsaanslagen ib/pvv en vb aan. Vervolgens worden in februari 2005 de in geschil zijnde navorderingsaanslagen ib/pvv 1993 tot en met 1999 en navorderingsaanslagen vb 1994 tot en met 2000 opgelegd. Erflater is op 3 augustus 2011 overleden. Belanghebbende, X, is erfgenaam van erflater en gaat in beroep. Volgens X zijn de navorderingsaanslagen niet met de vereiste voortvarendheid vastgesteld en heeft dit gebrek aan voortvarendheid zich met name gemanifesteerd in de onderzoeksfase. Rechtbank Noord-Holland verwerpt het standpunt van de inspecteur dat het voortvarendheidsvereiste uitsluitend betrekking heeft op de periode na identificatie. De rechtbank stelt vast dat tussen het moment van gegevensverstrekking door de Belgische autoriteiten (27 oktober 2000) en het moment waarop aan erflater voor het eerst vragen zijn gesteld (17 september 2004) bijna vier jaar zijn verstreken. De navorderingsaanslagen zijn volgens de rechtbank niet met redelijke voortvarendheid voorbereid en vastgesteld en moeten dus worden vernietigd. De inspecteur gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam beslist dat de inspecteur er niet in is geslaagd een verklaring te geven voor het feit dat tot medio 2002 gegevens betreffende rekeninghouders aan de regionale eenheden zijn verzonden, terwijl erflater pas op 12 juli 2004 is geïdentificeerd. De inspecteur heeft geen, althans onvoldoende inzicht verstrekt in het proces dat vanaf de terbeschikkingstelling van gegevens door de BBI aan de identificatie van erflater is voorafgegaan. Er is niet met de vereiste voortvarendheid gehandeld. Het hoger beroep van de inspecteur is ongegrond. De navorderingsaanslagen moeten worden vernietigd.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16