Rechtbank Zeeland-West-Brabant vernietigt een deel van de aan een zwartspaarder opgelegde navorderingsaanslagen ib/pvv en vb vanwege onvoldoend voortvarend handelen inspecteur.

Belanghebbende, X, heeft eerst bij de FIOD-ECD verklaard een rekening te hebben aangehouden bij de KBL. Wijlen haar echtgenoot heeft altijd ontkend rekeninghouder te zijn geweest van een rekening bij KBL. In geschil zijn de opgelegde (navorderings) aanslagen ib/pvv met vergrijpboetes van 100% over de jaren 1998 tot en met 2006 en navorderingsaanslagen vb over de jaren 1999 en 2000 waartegen X in beroep gaat.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant vindt het aannemelijk dat de erflater en X rechthebbenden waren van de rekening bij KBL omdat de achternamencombinatie op de afdrukken van de microfiches zo specifiek is. De voldoende voortvarend opgelegde aanslagen zoals die bij de uitspraken op bezwaar zijn verminderd, blijven overeind omdat de rechtbank van oordeel is dat X de vereiste aangiften ib/pvv niet heeft gedaan. De correcties van de inspecteur vindt de rechtbank niet willekeurig. De rechtbank acht de boeten na de uitspraken op bezwaar passend en geboden. De boeten van 100% zijn verminderd naar 64% van de boetegrondslag in verband met omkering en verzwaring van de bewijslast en vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De inspecteur heeft in zijn verweerschrift geconcludeerd tot vernietiging van de navorderingsaanslagen ib/pvv 1998 en 1999 en vb 1999 en 2000 in verband met onvoldoend voortvarend handelen van zijn zijde. De rechtbank sluit zich hier bij aan. In die zin is het beroep wel gegrond.

Lees ook de thema's Navordering en De inkeerregeling.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

1

Gerelateerde artikelen