Mevrouw X gaat in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank. De nota griffierecht is door de griffier van het hof op 7 december 2009 aangetekend aan haar woonadres verzonden. Haar echtgenoot, de heer Y, is de gemachtigde en stelt dat zij pas op 6 januari 2010 de nota griffierecht van hun - veel in het buitenland verblijvende - buren ontvingen. De nota zou namelijk door de TNT bij hen zijn bezorgd. Vervolgens wordt het verschuldigde bedrag pas op 20 april 2010 op de rekening van het hof bijgeschreven. Deze vertraging zou verband houden met ziekenhuisopnames van Y.
Hof 's-Gravenhage (EK III, 28 juni 2011, BK-09/00788) oordeelt op grond van bij de TNT ingewonnen informatie dat het aannemelijk is dat de nota wel aan het adres van X is uitgereikt en niet aan de buren. Voorts heeft de griffier geen toezegging gedaan dat het hoger beroep toch inhoudelijk zou worden behandeld en niet wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk zou worden verklaard. Er is voor het overige niet gebleken van feiten of omstandigheden waaruit de conclusie kan worden getrokken dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat X in verzuim is geweest om het verschuldigde griffierecht tijdig te betalen. X is niet-ontvankelijk in het hoger beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).