Belanghebbende (X bv) heeft de aan haar uitgereikte Vpb-aangifte over het jaar 2000 niet tijdig ingediend. Met dagtekening 25 oktober 2003 legt de inspecteur ambtshalve een aanslag op. Op 12 oktober 2004 ontvangt de inspecteur alsnog de aangifte. De inspecteur heeft de aangifte als een bezwaarschrift aangemerkt en heeft belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in verband met termijnoverschrijding. Belanghebbende stelt dat ze op 27 oktober 2003 schriftelijk bezwaar heeft gemaakt en dat ze het bezwaar heeft gefaxt. Rechtbank 's-Gravenhage verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond.
Hof 's-Gravenhage (MK I, 21 december 2010, BK-07/00624) oordeelt dat belanghebbende er niet in is geslaagd aan te tonen dat zij reeds op 27 oktober 2003 bezwaar heeft gemaakt tegen de Vpb-aanslag 2000. Het hof acht hierbij onder andere van belang dat uit de bijlage van de brief van 27 oktober 2003 blijkt dat het de aangifte 2000 betreft en dat uit het verzendrapport blijkt dat vier pagina's zijn verzonden. Aangezien een standaard Vpb-aangifte volgens het hof ruim meer dan vier pagina's behelst, is het volgens het hof niet aannemelijk dat belanghebbende op 27 oktober 2003 de Vpb-aangifte 2000 heeft gefaxt. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).