Rechtbank Zeeland-West-Brabant vernietigt de opgelegde navorderingsaanslag wegens het ontbreken van een nieuw feit. De inspecteur weet niet wanneer hij aan de navorderingsaanslag ten grondslag liggende informatie heeft gekregen.

Belanghebbende, X, geniet in 2007 inkomsten als gastouder voor de opvang van zijn kleinkinderen. X geeft deze inkomsten niet op. De zoon van X vraagt in december 2008 via een formulier aan Belastingdienst Toeslagen kinderopvangtoeslag aan voor het jaar 2007. In dit formulier heeft hij zowel de gegevens van zijn vader als gastouder als het voor de opvang betaalde bedrag van € 14.471 opgenomen. De inspecteur stelt dat uit voornoemd formulier blijkt, dat X resultaatinkomsten als gastouder geniet die hij over 2007 niet heeft opgegeven en legt hem een navorderingsaanslag IB/PVV op. Tevens legt hij een vergrijpboete op wegens grove schuld van 25% en brengt hij heffingsrente in rekening.

Hof Den Bosch oordeelt net zoals rechtbank Zeeland-West-Brabant dat de navorderingsaanslag dient te worden vernietigd. In hoger beroep stelt de inspecteur dat het nieuwe feit bestaat uit een door de Landelijke Toezichtorganisatie (LTO) van de Belastingdienst verstrekt bestand van 24 september 2010 waarin de naam van X voorkomt. De inspecteur verzuimt echter het bestand te overleggen zodat hij niet voldoet aan de op hem rustende verplichting tot overlegging van alle op de zaak betrekking hebbende stukken. Hof Den Bosch verbindt hieraan de conclusie dat de inspecteur niet bewijst dat de naam van X in dit bestand voorkomt zodat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat er sprake is van een nieuw feit. Evenmin maakt de inspecteur aannemelijk dat X te kwader trouw is bij het doen van de aangifte. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.  

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8.42

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

1

Gerelateerde artikelen