Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het beroep tegen de eerste uitspraak op bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is. Het beroep tegen de tweede uitspraak op bezwaar ondergaat daarom hetzelfde lot. In de beroepsfase is de redelijke termijn overschreden zodat X bv wel een immateriële schadevergoeding krijgt.
X bv voldoet BPM voor een uit Duitsland afkomstige Volkswagen Pheaton 3.6 V6 5P Highline. Haar bezwaar is bij uitspraak op bezwaar van 16 mei 2017 niet-ontvankelijk verklaard. In dezelfde brief is een ambtshalve teruggaaf verleend van € 526. De uitspraak op bezwaar bereikt de gemachtigde van X bv door een verhuizing te laat. De inspecteur neemt daarom op 26 juli 2017 een tweede uitspraak op bezwaar, waarbij het bezwaar alsnog gegrond wordt verklaard en een teruggaaf van € 526 wordt verleend. Op 29 juni 2017 gaat X bv in beroep.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het beroep tegen de eerste uitspraak op bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is. Het beroep tegen de tweede uitspraak op bezwaar ondergaat hetzelfde lot, omdat de bezwaarfase reeds door de eerste uitspraak op bezwaar was geëindigd. Een nadere beslissing op het bezwaar is daarom niet aan te merken als een beslissing waartegen beroep mogelijk is. Ondanks de niet-ontvankelijkheid claimt X bv terecht een immateriële schadevergoeding van € 1000 wegen het overschrijden van de redelijke termijn in de beroepsfase (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 24 april 2018, 16/01288, V-N 2018/45.1.6 en HR 15 februari 2019, 17/06102, V-N 2019/11.20). De beroepen van X bv zijn gegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet bestuursrecht 7:1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 14 oktober