X is een Poolse bv. Haar activiteiten bestaan uit het op grote schaal opkopen van oogsten bij Nederlandse tuinders. In geschil is een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen over het tijdvak 20 februari 1995 tot en met 19 mei 1996, met verhoging van 100%. De inspecteur handhaaft de verhoging in het kader van het kwijtscheldingsbesluit onverkort. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de procedure in bijzonder belangrijke mate door toedoen van X negen jaren heeft geduurd, en dat de verhoging daarom slechts met 20% gematigd hoeft te worden. De Hoge Raad (7 mei 2010, nr. 43839, V-N 2010/22.9) oordeelt dat het hof bij de beoordeling van het kwijtscheldingsbesluit van de inspecteur ook rekening had moeten houden met het feit dat de aanslag is opgelegd met toepassing van omkering van de bewijslast. Voor wat betreft de overschrijding van de redelijke termijn voor het onderhavige beroep in cassatie is het aan het verwijzingshof om – met inachtneming van de totale duur van de berechting – te beoordelen tot welk bedrag de verhoging verder dient te worden kwijtgescholden.
Hof Arnhem (MK II, 22 maart 2011, 10/00213, V-N 2011/28.1.1) oordeelt dat na verwijzing vaststaat dat zich een beboetbaar feit heeft voorgedaan. Ook de hoogte van de naheffingsaanslag staat vast. Thans moet slechts worden beoordeeld of de verhoging - gelet op de omstandigheden - een passende en geboden sanctie is. De andersluidende standpunten van X – zoals met betrekking tot het anoniementarief - worden daarom gepasseerd. Er zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht of aannemelijk geworden die maken dat een (gedeeltelijke) kwijtschelding van de verhoging passend of geboden zou zijn. De totale duur van de procedure noopt, mede gelet op de complexiteit van de zaak en de hoogte van de verhoging, tot een kwijtschelding van 40% van de verhoging. Het beroep van X is slechts in zoverre gegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).