De heer X is houder van een auto met een geschorst kenteken. Tijdens de schorsing is geconstateerd dat de auto in een steeg staat. In geschil is of de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en de 100% verzuimboete van € 481 terecht zijn. Daarnaast is in geschil of de inspecteur een dwangsom heeft verbeurd in verband met het te laat doen van een uitspraak op bezwaar. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beroep stelt X dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd, maar ruim een maand later van PostNL retour is ontvangen. Als bewijs wordt een envelop overgelegd, geadresseerd aan de rechtbank met een tijdige datumstempel en met daarop een sticker waaruit blijkt dat deze envelop retour is gestuurd. Aangezien de inspecteur op de zitting stelt het verhaal geloofwaardig te vinden, is de ontvankelijkheid geen geschilpunt meer.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant leidt uit de parlementaire behandeling van Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen af dat een premature ingebrekestelling in bepaalde gevallen toch geldig is. De datum waarop de inspecteur in gebreke kon worden gesteld, was in casu 30 december 2014. De ingebrekestelling van 29 december 2014 is dus prematuur. Aangezien X echter door het hoorgesprek op 18 december 2014 redelijkerwijs kon menen dat vaststond dat de uitspraaktermijn met meer dan veertien dagen zou worden overschreden, is de ingebrekestelling toch geldig en heeft de inspecteur een dwangsom verbeurd van € 370. Het beroep van X is voor het overige ongegrond. De steeg waar de auto geparkeerd stond, staat namelijk feitelijk voor het openbaar rij- of ander verkeer open, zodat de naheffing terecht is. De boete is ook passend en geboden.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 4:17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 18 april