X is directeur en enig aandeelhouder van D BV. X sluit in 1998 een pensioenverzekering, een zogeheten C-polis. In 2000 trekt D BV de pensioentoezegging in. X merkt de verzekering vervolgens aan als kapitaalverzekering in box 3. Bij expiratie in 2011 verzoekt X de inspecteur ermee akkoord te gaan de verzekering tot de rendementsgrondslag van box 3 te rekenen. De inspecteur gaat hier niet mee akkoord. Na het verstrijken van de redelijke termijn waarbinnen X een pensioenuitkering moet aankopen, keert de verzekeraar het pensioenkapitaal uit onder inhouding van loonheffing en revisierente. In overeenstemming daarmee legt de inspecteur een aanslag IB/PVV 2011 op. In geschil is of de afkoopsom terecht tot het inkomen uit werk en woning is gerekend.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X de pensioenverzekering op expiratiedatum in beginsel tot de grondslag van box I moet rekenen, tenzij opgewekt vertrouwen hieraan in de weg staat. Van opgewekt vertrouwen is volgens de rechtbank geen sprake. X' beroep tegen de aanslag IB/PVV 2011 faalt.
Lees ook het thema Pensioenen: De fiscale grenzen nader beschouwd.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81