De Hoge Raad oordeelt dat de verwijzing naar een inmiddels vervallen regeling in de aanhef van het mandaatbesluit van 10 augustus 2004 niet aan de rechtsgeldigheid van het mandaatbesluit afdoet.

Belanghebbende (X bv) maakt bezwaar tegen de aan haar opgelegde Vpb-aanslagen over de jaren 2000 en 2001. A doet op 31 juli 2004 en 14 augustus 2004 uitspraak op de bezwaren. A heeft ook de bezwaren behandeld. De inspecteur heeft A bij besluit van 10 augustus 2004 aangewezen om krachtens mandaat de aan de inspecteur toekomende bevoegdheden uit te oefenen. Voor de periode vóór 10 augustus 2004 ontbreekt een schriftelijk mandaatbesluit. In 2008 stelt de inspecteur alsnog een verklaring op waarbij hij de handelingen van A met betrekking tot belanghebbendes bezwaarschriften bekrachtigt. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur met zijn verklaring uit 2008 de handelingen bij het doen van de bestreden uitspraken op bezwaar rechtsgeldig heeft bekrachtigd en dat niet (opnieuw) uitspraken op bezwaar behoeven te worden gedaan.

De Hoge Raad oordeelt dat de verwijzing naar een inmiddels vervallen regeling in de aanhef van het mandaatbesluit van 10 augustus 2004 niet aan de rechtsgeldigheid van het mandaatbesluit afdoet. Verder geeft de Hoge Raad nog aan dat het hof de uitspraken op het bezwaar in stand kon laten, ondanks het formele gebrek dat het mandaatbesluit niet op de wettelijk voorgeschreven wijze was bekendgemaakt, omdat belanghebbende niet had gesteld dat ze hierdoor was benadeeld. De Hoge Raad verklaart belanghebbendes beroep in cassatie ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

9

Gerelateerde artikelen