Belanghebbende, X, verstrekt de inspecteur desgevraagd in september 2010 in verband met een controle een overzicht van haar kinderopvangkosten over 2009. In mei 2011 stelt de inspecteur de kinderopvangtoeslag over dat jaar daarop definitief vast op € 5.961. In juni 2011 ontvangt X een brief dat haar aanvraag nogmaals wordt gecontroleerd, omdat zij gebruik heeft gemaakt van gastouderbureau D, waarvan de FIOD heeft vastgesteld dat het aanvragen voor toeslag heeft gedaan terwijl nog geen sprake was van opvang via D. Ook vermoedt de inspecteur dat in werkelijkheid geen kosten voor kinderopvang zijn gemaakt. Omdat de inspecteur van mening is dat de door X overgelegde stukken onvoldoende aantonen dat X kosten voor kinderopvang heeft gemaakt, herziet hij de kinderopvangtoeslag bij beschikking naar nihil.

Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat er geen sprake is van een nieuw feit als bedoeld in artikel 21 lid 1 letter a Awir. De antwoorden die X bij de controle in september 2010 heeft gegeven hadden de inspecteur aanleiding moeten geven om nadere vragen te stellen. De inspecteur verklaart ter zitting zelf dat X geen recht had op kinderopvangtoeslag als X feitelijk zo heeft gehandeld als zij op het controleformulier heeft aangegeven. Er is geen sprake van feiten en omstandigheden waarvan de inspecteur redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn. De informatie van de FIOD over missstanden bij het gastouderbureau brengt hierin geen verandering, aldus de rechtbank. X wist of behoorde ook niet te weten dat de tegemoetkoming tot een te hoog bedrag is toegekend, zodat herziening van de definitieve berekening niet mogelijk is. De rechtbank verklaart het beroep van X gegrond.

[Bron Uitspraak]