De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur de HIR terecht in 2005 heeft laten vrijvallen. Volgens de Hoge Raad is een (her)investeringsvoornemen bij het concern waartoe X bv hoort onvoldoende om vrijval van de HIR van X bv te voorkomen.

Belanghebbende, X bv, maakt deel uit van een groep van vennootschappen, de B-groep. In 1999 vormt X bv een vervangingsreserve. De inspecteur corrigeert de VPB-aangifte 2005 van X bv in verband met de herinvesteringsreserve (HIR). De inspecteur neemt de HIR op in de belastbare winst. X bv is het daar niet mee eens. Zij wijst er op dat het concern met de gemeente Q heeft onderhandeld over de terugkoop van een aantal onroerende zaken. Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur de HIR terecht in 2005 heeft laten vrijvallen. Volgens het hof er is weliswaar sprake van een investeringsvoornemen binnen de B-groep, maar niet van X bv. Volgens het hof kan het investeringsvoornemen van de natuurlijke persoon/feitelijke bestuurder van de B-groep niet aan X bv worden toegerekend.

De Hoge Raad oordeelt dat de omstandigheid dat X bv behoort tot een groep van vennootschappen van belang kan zijn bij de beoordeling of sprake is van een (her)investeringsvoornemen. Volgens de Hoge Raad houdt dit echter niet zonder meer in dat dit voornemen aan X bv kan worden toegerekend. Daartoe zijn volgens de Hoge Raad bijkomende omstandigheden vereist die aannemelijk maken dat bij realisatie van dit voornemen de investering door X bv zal worden verwezenlijkt. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof.

 

Lees ook het thema Herinvesteringsreserve: onbelaste boekwinst voor herinvesteren in nieuwe bedrijfsmiddelen

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.54

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 9 augustus

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen