Verzoeker, X, heeft cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad en tevens verzocht om herziening van een vijftal op 12 augustus 2011 door de Hoge Raad gewezen arresten. Per brieven van 20 oktober 2011 deelt de Hoge Raad aan X mee dat op 28 oktober 2011 de beslissingen in het openbaar uitgesproken zullen worden. De brieven maken melding van de raadsheren die de arresten zullen wijzen. X verzoekt de Hoge Raad vervolgens om deze leden te wraken.
De wrakingskamer van de Hoge Raad oordeelt dat ook bij verzoeken om herziening als bedoeld in art. 8:88 Awb rechters gewraakt kunnen worden. Vervolgens wijst de Hoge Raad het verzoek van X tot wraking af. In wezen voert X als wrakingsgrond aan dat de raadsheren in de vijf arresten waarvan X herziening vraagt, de cassatieberoepen hebben verworpen terwijl X meent dat die gegrond waren. De omstandigheid dat een rechter eerder een uitspraak heeft gedaan waarmee degene die om wraking verzoekt het niet eens is, is echter niet een omstandigheid die erop wijst dat de rechterlijke onpartijdigheid van die rechter schade zou kunnen lijden. Ook verder behelzen de verzoeken van X geen feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de raadsheren schade zou kunnen lijden.