Belanghebbende, X, stelt met succes beroep in tegen een aantal navorderingsaanslagen IB/PVV die de inspecteur hem met toepassing van de verlengde navorderingstermijn heeft opgelegd. In hoger beroep is enkel nog in geschil de hoogte van de immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de periode waarin de zaak op verzoek van de inspecteur is aangehouden in afwachting van de beslissing van de Hoge Raad in de ‘Nauta Dutilh' procedures moet worden uitgezonderd voor de berekening van de immateriële schade. Het hof oordeelt in navolging van de rechtbank dat deze periode niet aan de inspecteur moet worden toegerekend omdat X met het verzoek van de inspecteur heeft ingestemd. Het hof ziet geen ruimte om de periode voor de helft toe te rekenen aan de inspecteur. Verder stelt de inspecteur terecht dat de rechtbank bij de berekening van de periode van overschrijding ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de termijn van twee jaar die staat voor de bezwaar- en beroepsfase samen. Het hof verklaart het hoger beroep van de inspecteur om die reden gegrond en vermindert de schadevergoeding van € 3.500 naar € 1.500.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:73
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 19 december