Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen drie dwangbevelen en betekeningskosten. De invorderingsambtenaar verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk. Rechtbank Rotterdam verklaart het beroep van X eerst niet-ontvankelijk, maar na interventie van de Hoge Raad ongegrond (HR 21 februari 2014, nr. 13/01311, V-N 2014/12.7). De rechtbank verklaart zich onbevoegd met betrekking tot de beoordeling van de gronden gericht tegen de administratieve procedures.
Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank terecht heeft beslist dat zij onbevoegd is voor zover de beroepen van X betrekking hebben op de beoordeling van het (on)juiste verloop van de administratieve beroepsprocedures. Waar het de inhoud en de wijze van totstandkoming van de kwijtscheldingsbeschikking en de uitspraak van B. en W. betreft, kan uitsluitend een vordering bij de civiele rechter worden ingesteld. Verder heeft de rechtbank na de vernietiging van de uitspraken op bezwaar van de invorderingsambtenaar terecht zelf in de zaak voorzien. Voor terugverwijzing van de zaak bestond geen aanleiding. Het hof oordeelt verder dat de duur van de cassatieprocedure terecht niet is meegenomen bij de berekening van de schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Zowel het principale hoger beroep van X als het incidentele hoger beroep van de invorderingsambtenaar is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:5